Door middel van een afname van een psychodiagnostisch instrument komt een persoon die wordt onderzocht op een gestandaardiseerde wijze (in)direct aan het woord. Voor een te onderzoeken persoon wordt in de psychologische professie de term ‘cliënt’ gebruikt. Hieronder worden alle typen te onderzoeken personen begrepen, zoals leerlingen, sollicitanten en patiënten. Onder ‘psychodiagnostische instrumenten’ wordt verstaan: instrumenten ter bepaling van iemands eigenschappen, met het oog op uitspraken omtrent die persoon, in het kader van advies aan die persoon zelf, of aan anderen met betrekking tot die persoon, in het kader van behandeling, ontwikkeling, plaatsing of selectie2. Deze psychodiagnostische context staat centraal in de AST-NIP. Dat neemt niet weg dat ook aan instrumentgebruik en -gebruikers in andere contexten wetenschappelijke en professionele eisen dienen te worden gesteld.
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat voor het doen van psychologische uitspraken over een persoon of een groep personen het gebruik van psychodiagnostische instrumenten belangrijke voordelen heeft boven een ‘ongewapend oordeel’ zoals individuele ervaring, intuïtie, gevoel, inleven of meeleven, zie BOX 1 en 2. Vergeleken met de werkwijze bij ‘ongewapende oordelen’ zijn de resultaten bij het gebruik van psychodiagnostische instrumenten veelal betrouwbaarder, meer valide, beter reproduceerbaar en objectiever. Bovendien is aannemelijk te maken dat psychodiagnostische instrumenten efficiënter in het gebruik zijn. Daarbij komt ook dat deze instrumenten idealiter zijn genormeerd, zodat een cliënt vergeleken kan worden met op relevante kenmerken vergelijkbare personen.
BOX 1: Geen gebruik van psychodiagnostische instrumenten
In uitspraak 14/65 van het College van Toezicht (CvT) van het NIP uit 2015 wordt een klacht van een cliënt over een psychologisch rapport gegrond verklaard. De inhoud en conclusie van dat psychologisch rapport bleken volgens het College ongefundeerd te zijn omdat er geen wetenschappelijk onderbouwde psychodiagnostische instrumenten waren gebruikt. Zo was er tijdens het onderzoek door de psycholoog geen intelligentieonderzoek verricht, terwijl in het rapport werd gesteld dat de onderzochte persoon bovengemiddeld intelligent is, hetgeen ook niet door andere observaties of bevindingen werd onderbouwd. Het CvT heeft geen uitspraak gedaan over de (on)juistheid van de in het rapport vermelde conclusies. Wel was het volgens het CvT duidelijk dat de conclusies niet waren gefundeerd op (bijvoorbeeld) testresultaten. Het CvT oordeelde dat hiermee door de betrokken psycholoog in strijd is gehandeld met de Beroepscode. Deze dient het beroepsmatig handelen altijd te kunnen verantwoorden in het licht van de stand der wetenschap zoals dat uit de vakliteratuur blijkt (artikel 106 ‘Professionele verantwoording van het beroepsmatig handelen’).
BOX 2: Het rapport geeft geen blijk van een geschikte methode om de vraagstelling te beantwoorden
In uitspraak 16/11 van het College van Toezicht (CvT) van het NIP uit 2016 wordt een klacht over een psychologische rapportage gegrond verklaard. De betreffende psycholoog had gerapporteerd (in een ongedateerde verklaring) dat in zijn opinie de classificatie ‘syndroom van Münchhausen-by-proxy’ niet van toepassing was op de ex-partner van klager. In de rapportage werd echter niet aangegeven op welke gronden (en/of middels welke methoden van onderzoek) de psycholoog tot deze conclusie was gekomen. De conclusie werd derhalve volgens het CvT onvoldoende gefundeerd in de rapportage. Ook had de psycholoog vanuit diens functie uitspraken gedaan over klager, zonder dat de psycholoog klager ooit gesproken had – en daarmee een ‘ongewapend oordeel’ gegeven had –, zonder dat klager een cliënt van de psycholoog was en zonder dat klager de psycholoog toestemming had gegeven een uitspraak over hem te doen. Het CvT oordeelde dat hiermee door de betrokken psycholoog in strijd is gehandeld met de Beroepscode. Volgens het CvT zijn artikel 41 ‘Onafhankelijkheid en objectiviteit in het beroepsmatig handelen’ en artikel 96 ‘Rapporteren over anderen dan de cliënt’ van de Beroepscode hier overtreden. Daarbij dient de psycholoog het beroepsmatig handelen altijd te (kunnen) verantwoorden in het licht van de stand der wetenschap zoals dat uit de vakliteratuur blijkt (artikel 106 ‘Professionele verantwoording van het beroepsmatig handelen’), een artikel dat overigens in de betreffende casus niet door het CvT wordt genoemd.
De met behulp van psychodiagnostische instrumenten verkregen gegevens zijn dan ook vaak de basis voor het nemen van (belangrijke) beslissingen over de onderzochte persoon.
Om geen schade aan de onderzochte persoon te veroorzaken, dienen gegevens over een cliënt op een verantwoorde manier te worden verkregen, gebruikt en overgedragen. Er kunnen zich bij het gebruik van psychodiagnostische instrumenten twee problemen voordoen:
1. het gebruik van psychodiagnostische instrumenten die niet aan de noodzakelijke (wetenschappelijke) criteria voldoen;
2. het onjuist gebruik van psychodiagnostische instrumenten.
In beide gevallen zullen de resultaten van een onderzoek afbreuk doen aan de mogelijkheden die een onderzoek met psychodiagnostische instrumenten biedt. (Wetenschappelijke) criteria waar psychodiagnostische instrumenten aan zouden moeten voldoen worden benoemd in de AST-NIP. Deze criteria komen ook aan bod in de publicaties van de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN), zoals het COTAN Beoordelingssysteem voor de kwaliteit van tests (Evers, Lucassen, Meijer, & Sijtsma, 2009).
De voorwaarden voor een goede testkeuze en goed testgebruik worden ook in de AST-NIP besproken. Het is essentieel dat een psychodiagnostisch instrument voor het juiste doel wordt ingezet en op de juiste manier wordt afgenomen. Bij ondeskundig gebruik kan met een psychodiagnostisch instrument namelijk schade worden aangericht, waardoor testgebruik leidt tot pseudowetenschap en misleiding van cliënt en opdrachtgever. Bovendien kan men niet blindvaren op psychodiagnostische tests. Diagnostiek is altijd meer dan alleen testtoepassing. Psychodiagnostische instrumenten zijn dus hulpmiddelen voor wetenschappelijk opgeleide psychologen die zich van zowel de voordelen als de beperkingen bewust zijn.
Benadrukt wordt dat het onjuist is het toepassen van psychodiagnostische instrumenten gelijk te stellen aan psychodiagnostisch onderzoek. De ‘juiste toepassing van een psychodiagnostisch instrument’ duidt erop dat het testgebruik onderdeel uitmaakt van een psychodiagnostisch proces en niet een op zichzelf staande activiteit is. Een psycholoog dient altijd te kunnen verhelderen hoe de relatie is tussen het gebruikte psychodiagnostisch instrument en de vraagstelling. Ook dient de psycholoog altijd te kunnen verhelderen hoe de relatie is tussen de testresultaten en de uitspraken die hij3 op grond daarvan doet. Daarbij dienen die resultaten steeds te worden betrokken op de cliënt.
Juist gebruik en keuze van psychodiagnostische instrumenten is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de psycholoog. Er kan in bepaalde mate richting worden gegeven aan het verantwoord gebruik en de keuze van psychodiagnostische instrumenten door het formuleren van een standaard hiervoor. Professioneel testgebruik houdt enerzijds in dat die standaard ook inderdaad als richtinggevend fungeert. Anderzijds houdt professionaliteit in dat in concrete gevallen van de standaard kan worden afgeweken. Indien men van de standaard wil afwijken, wordt aanbevolen dit vooraf in collegiaal verband te bespreken en beargumenteerd vast te leggen in het dossier. In de AST-NIP zal nader worden toegelicht onder welke voorwaarden het gebruik van psychodiagnostische instrumenten een meerwaarde heeft in het kader van de psychodiagnostiek en/of de (evaluatie van) psychologische behandelingen.
In de AST-NIP worden uit stilistische overwegingen de begrippen ‘psychodiagnostisch instrument’ en ‘test’ door elkaar gebruikt, waarbij ‘test’ dan ook betrekking kan hebben op bijvoorbeeld een vragenlijst, observatieschaal, toets of gestandaardiseerd interview.
In de AST-NIP worden personen in de mannelijke vorm aangeduid.